Singles A & B kantjes

De teksten van de singles van The Tower en Session
staan op de tekstpagina van de CD Wonderkind aan het Strand.


  • Aan het einde
  • Aeneas nu
  • Als de rook om je hoofd is verdwenen
  • Buiten
  • Delirium
  • De dominee van Amersfoort
  • De eeuwige soldaat
  • Elégie prénatale
  • Heksenlied
  • Ik ben ik
  • Ik druk mijn snor (met Nico Haak)
  • Kinderballade
  • De morgen
  • Nachtwacht
  • Nooit meer terug
  • Onder ons
  • Referein voor...
  • Sexuele voorlichting
  • Strand
  • Tante Julia (met Nico Haak)
  • Vroeger laat
  • Waterdrager
  • De wevers van Silezië
  • Wie kan me nog vertellen


    Aan het einde

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    B-kant single 1970
    Heb je de trek van de spreeuwen gezien
    en de vlam van de herfst langs de grachten?
    Oktober is koud en nog kouder misschien
    is de wind in de eenzame nachten.

    Kom terug en wacht niet
    want de winter dekt dit land.
    Kom terug in mijn huis, in mijn hand.

    De stad in de mist is een andere stad
    dan die kermis met zonnige straten
    waar je toen voor 't eerst het gevoel hebt gehad
    dat je niemand meer zou kunnen haten.

    Kom terug en wacht niet...

    De nacht in de havens is vol van geluid
    en de geuren van kruiden en gember.
    Een ankerlicht dooft aan de horizon uit
    en het water is koud in december.

    Kom terug en wacht niet...

    Oh de vlakte is grijs en de wereld is oud
    en ik vlucht langs het pad naar het zuiden.
    Maar te laat want er rijst al een toren van zout
    en voor mij gaan de klokken nu luiden.

    Kom terug en wacht niet...

    Omhoog

    Aeneas nu

    Boudewijn de Groot
    single 1968
    Er was geen eind en geen begin
    toen Aeneas werd geboren.
    En nu ik aan 't zoeken ben,
    slaan de klokken in de toren
    het verhaal voor wie 't wil horen
    van een eindeloze reis.

    Een man veegt scherven bij elkaar
    en metselt zerken in de grond
    ik wandel door dit doodsgevaar
    omdat ons huis hier vroeger stond
    maar ik ben vreemd en ongezond
    op een eindeloze reis.

    Ik kom misschien aan een station
    door schele bedelaars verwacht
    de laatste trein ontmoet de zon
    de avond valt angstwekkend zacht
    en ik ben vreemd en zonder kracht
    op een eindeloze reis.

    En als ik vraag waar ik nu ben,
    staren mensen achter kragen
    naar de straat ver weg van hen,
    niemand antwoordt op mijn vragen
    want ik ben vreemd en al vele dagen
    op een eindeloze reis.

    En als niemand mij verwacht,
    kom ik t'rug en dan zal blijken:
    het was nooit zoals ik dacht
    en het zal er nooit op lijken
    het is vreemd om neer te strijken
    na een eindeloze reis.

    Omhoog

    Als de rook om je hoofd is verdwenen

    Boudewijn de Groot
    B-kant single 1968
    Valt het je op dat de zon feller schijnt
    als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Valt het je op dat de wind harder waait
    als je hem tegen hebt in plaats van mee.
    't Is koeler in huis dan aan zee
    als de rook om je hoofd is verdwenen.

    Je kerft je naam in de nerf van een boom
    en niemand weet ooit wie je bent.
    De boswachter glimlacht als hij je herkent,
    je drijft langzaam mee met de stroom
    als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.

    Als er gebeld wordt, verlaat je het pand
    en je loopt langs de trap naar beneden.
    De tramconducteur voor de deur op de stoep
    knikt je zwijgend maar zeer beleefd toe.
    Je wilt wel wat zeggen maar je bent veel te moe
    want je komt langs de trap naar beneden.

    Je verduistert de zon met de wind in je rug,
    de tramconducteur schudt zijn hoofd.
    Vandaag is er niemand meer die hij gelooft,
    zijn blindenstok tikt op de brug.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.

    Valt het je op dat de dag langer duurt
    als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Valt het je op dat de nacht warmer is
    als de nevel je ogen verzwaart,
    de kaars waar je samen naar staart
    als de rook om je hoofd is verdwenen.

    De klok en de klepel verzetten de tijd,
    je glijdt in een sneeuwdiepe kuil.
    Ze vragen de morgen, je geeft hem in ruil
    voor het ei dat je eet bij 't ontbijt.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.

    Als de rook om je hoofd is verdwenen.
    Als de rook om je hoofd is verdwenen.

    Omhoog

    Buiten

    Boudewijn de Groot / Ruud Engelander
    B-kant single 1974
    Ik heb net nog even naar buiten gekeken:
    zo te zien is nog alles bij het oude.
    Het regent nog steeds want het regent al weken,
    de mensen vermijden de koude.

    Er staan wat meer auto's dan een paar uur geleden,
    geen licht schijnt meer achter de ramen.
    Geen waagt bij dit weer de straat te betreden
    en hier zitten we dan, wij tweeën samen.

    Ik zeg: zeg wat valt er nog verder te zeggen,
    wij zitten hier tenminste droog binnen.
    Wordt het geen tijd ons te bedde te leggen,
    want de dag gaat al bijna beginnen.

    Jij zegt: ja, het regent, dat doet het al tijden,
    de storm rukt geducht aan de takken.
    'k Had natuurlijk gehoopt dit te kunnen vermijden:
    het wordt tijd om m'n koffer te pakken.

    Omhoog

    Delirium

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    Omdat ik van je hou, m'n schat,
    ben ik zonder jou, m'n schat,
    een stuk verlopen harlekijn
    die niets meer doet dan dronken zijn.
    En nu je met een ander gaat,
    loop ik te zwalken langs de straat.
    Omdat ik wankel als een zot,
    lacht iedereen zich rot.

    Komt vrienden, vult de glazen goed
    en laten we es klinken,
    want als de mens toch sterven moet,
    dan kan ie 't best verdrinken.
    Als iemand onder tafel gaat,
    maken wij wel de rest soldaat.

    Ofschoon je van een ander houdt,
    laat mij ieder ander koud,
    ik kies gewoon mijn eigen lot
    al ga ik daaraan ook kapot.
    Gehangen als een hartendief
    in mijn eigen strop, m'n lief,
    daarom speel ik de kroegtenor
    met een dronken koor.

    Komt, vrienden, schenk me nog eens in
    en denk niet aan die kater.
    Z'n lijkkist moet een ieder in,
    al dronken we ook water,
    en die het eerste kotsen moet,
    betaalt de rekening, kort en goed.

    Terwijl ik hier mijn pijn verstouw,
    vind ik het toch fijn voor jou
    omdat jij nu gelukkig bent,
    omdat jij echte liefde kent.
    En als ik je ontmoet op straat
    vraag ik hoe het met hem gaat,
    dan praat je vrolijk honderduit,
    daarna ga 'k onderuit.

    Komt, vrienden, vult opnieuw het glas,
    wie kan er hier nog treuren?
    Wie vol is, doet gewoon een plas
    en nou niet verder zeuren.
    En morgenochtend merken we wel
    wat er nog over is van het stel.

    Omdat ik van je hou, m'n schat,
    heb ik dikwijls kou gevat
    met zinloos wachten voor je huis
    al was je helemaal niet thuis.
    Toch kan ik wel gelukkig zijn,
    toch is het soms wel even fijn,
    als ik je maar kan zien, m'n schat,
    al ben ik nog zo zat.

    Komt, vrienden, vult de glazen goed
    en laten we eens klinken,
    want als de mens toch sterven moet,
    kan hij het best verdrinken.
    Komt vrienden, vult de glazen goed
    en laten we eens klinken.
    Ladelalalala, ladelalalala.

    Omhoog

    De dominee van Amersfoort

    Jaap Koopmans
    B-kant single 1977
    De dominee van Amersfoort
    die heeft zijn eerste vrouw vermoord,
    de tweede heeft hij ook gekeeld
    en de derde heeft zich dood verveeld.
    Alleen met nummer vier
    ging het van tierelierelier.
    Fabriapadapadapam.

    De dominee en nummer vier
    hebben geweldig veel plezier
    Hun leven is alleen maar pret,
    ze liggen dag en nacht in bed.
    Behalve een dag per week,
    dan houdt de dominee zijn preek.
    Fabriapadapadapam.

    Op zondag zegt de dominee:
    zo gaan we naar de ratsmodee.
    Ons leven is alleen maar zonde,
    als we het maar eens laten konden
    en devoot kijkt hij naar het kruis
    en dan denkt hij weer aan thuis.
    Fabriapadapadapam.

    En thuisgekomen fluistert zijn vrouw:
    vergeet het allemaal maar gauw
    je weet niet eens zeker of God bestaat,
    en je hebt het toch helemaal niet kwaad.
    Kom nu maar hier,
    dan gaan we van tierelierelier.
    Fabriapadapadapam.

    Maar op een mooie dag in mei
    toen stierf die zondige dominei.
    En het hele dorp was in de rouw
    en wat je zo niet denken zou:
    hij kwam in het paradie
    en vond er zijn vrouwen alle drie.

    Helaas ontbrak nog nummer vier,
    die ging van tierelierelier
    met de voorzitter van het kerkbestier.

    Omhoog

    De eeuwige soldaat

    Buffy St.Marie / vertaling: Lennaert Nijgh
    B-kant single 1965
    Hij is klein van stuk en hij is groot en fors.
    Zijn wapens zijn van staal en steen en hout.
    Hij is dertig jaar of meer en hij is nog maar zeventien,
    als soldaat is hij al eeuwen oud.

    Hij is een muzelman, een hindoe, een athe‹st, een jood.
    Katholiek en doopsgezind, gereformeerd.
    En al duizend jaar doodt hij mij voor jou en jou voor mij
    en toch weet hij heel goed: doden is verkeerd.

    Hij vecht voor Groot-Brittannië en voor Amerika.
    Hij vecht voor Portugal en Pakistan.
    En hij vecht ook voor de Russen en hij denkt terwijl hij vecht
    dat hij zo een eind aan oorlog maken kan.

    En hij vecht voor het communisme en voor de monarchie.
    Hij zegt: 't is voor de vrede van het land.
    Hij die uit te maken heeft wie er sterft en verder leeft
    en toch ziet hij nooit het teken aan de wand.

    Maar als hij er niet geweest was, dan had Hitler nooit een kans.
    Zonder hem had Ceasar slechts alleen gestaan.
    Hij maakt van zichzelf een wapen dat gebruikt wordt in de strijd
    en door hem zal al dat moorden verder gaan.

    Hij is de eeuwige soldaat en hij is werkelijk de schuld.
    Zijn orders komen heus niet van zo ver.
    Hij krijgt ze hier vandaan, van jou en mij.
    Zijn leiders, dat zijn wij.
    Zo maken we geen eind aan 't oorlogsleed.

    Omhoog

    Elégie prénatale

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    Ik sta te dromen op de brug,
    ik zie de bomen in het water,
    ik zie de lucht en even later
    voel ik de blikken in mijn rug
    van alle mensen die daar staan
    en die mij streng vertoornd vragen:
    moest jij dat nou echt zo nodig wagen?
    Waarom deed je haar zoiets aan?

    Ik weet het, het is mijn schuld
    dat ik te vroeg met je moet trouwen,
    maar voor 't genoeglijk nestje bouwen
    had de natuur toch geen geduld.
    Het was zo'n zachte nacht in mei,
    maar ga dat maar eens expliceren
    aan al die dames en die heren
    die meer geluk hadden dan wij.

    Men zegt tot mij: je bent een vod,
    je bent de schand van de familie,
    van onze propere domicilie.
    Denk eens aan ons en ook aan God.
    En daarbij trekt men dan een smoel
    alsof ik knoflook heb gegeten.
    Van zo'n vent wil geen christen weten,
    die kwetst het eerbaarheidsgevoel.

    Des zondags luistert men naar het woord
    en psalmzingt luide altegader.
    Maar ik sta buiten als de dader
    van een negatieve moord.
    Vergeving en verdraagzaamheid,
    ja die zijn goed voor liberalen.
    Van die onchristelijke kwalen
    is mijn familie gans bevrijd.

    Een wijze oom is advocaat
    en regelt onze huwelijkszaken.
    Een hok met uitzicht op de daken
    want anders stonden we op straat.
    Mevrouw hiernaast, die alles ziet,
    zit achter het raam en wringt haar handen.
    Ze roept gekwetst: het is een schande,
    omdat jij moeder wordt, zij niet.

    Als ik jouw kind was, lieve schat,
    dan werd ik liever niet geboren,
    dan liet ik niets meer van me horen,
    dan bleef ik zitten waar ik zat.
    Want de familie, lieve meid,
    is met de toestand zo verlegen.
    We hebben de kliek nu eenmaal tegen,
    want zij trouwden wel op tijd.

    Omhoog

    Heksenlied

    Boudewijn de Groot / Lucien Duzee
    uit Heksensabbath deel 2, album Nacht en Ontij / als apart nummer op Dubbel Twee 1968
    Kinderen van Arion, kinderen van Nerion,
    kinderen van Ur, Balder en sater,
    kinderen van de maan, dochters van Varaan,
    zonen van Waldaan, noem de naam.

    Van Ra en Baldur, kinderen van Ur
    Myrthe en Syra, vrouwen van de god,
    achter de stromen, achter de bomen,
    waar de trollen wonen. Noem de naam.

    Goden en saters, langs koele waters,
    preken wat waar is in de naam van Ra.
    Dochter en zoon, heer van de troon
    is Loön de Ikoon. Noem de naam.

    Van Jim-John de dwerg, nicht van de berg,
    van de god Alister. Waar woont de zwaan?
    Kinderen van de maan, dochters van Varaan
    en de god Waldaan. Noem de naam.

    Noem de naam Arfistel, de naam Mefistel,
    vouw het epistel, brand het en tel tot vier.
    Satan is hier, Satan is hier,
    Satan is hier, Satan is hier,
    Satan is hier, Satan is hier.

    Omhoog

    Ik ben ik

    Boudewijn de Groot / Ruud Engelander
    single 1974
    Laten we een afspraak maken:
    als ik jou aanraak,
    mag je mij aanraken,
    als ik jou bekijk,
    mag je mij bekijken,
    maar als je mij ontwijkt,
    dan zal ik jou ontwijken.

    Laten we ons niet vergissen:
    als ik jou mis,
    moet je mij maar missen
    en als jij niet klaagt
    zal ik ook niet klagen,
    als je mij verdraagt,
    dan zal ik jou verdragen.

    Want ik ben ik en jij bent jij,
    tenminste een van ons is vrij,
    gelukkig viel het lot op mij.
    Want ik ben ik en jij bent jij,
    tenminste een van ons is vrij,
    gelukkig viel het lot op mij.

    Laten we dit goed onthouden:
    als ik verkouden ben,
    dan ben je ook verkouden
    en als ik honger heb,
    dan moet je ook wat eten
    en van alles wat ik weet,
    mag jij een beetje weten.

    Dus laten we het beste hopen:
    als ik ooit wegloop,
    mag jij ook weglopen,
    maar ik hou van jou,
    dus moet jij van me houden
    en als jij mij trouwt,
    zal ik met je trouwen

    Want ik ben ik en jij bent jij,
    tenminste een van ons is vrij,
    gelukkig viel het lot op mij.
    Want ik ben ...
    ...lot op mij.

    Want ik ben ik en jij bent jij,
    tenminste een van ons is vrij,
    gelukkig viel het lot op mij.
    Want ik ben ...
    ...lot op mij.

    Omhoog

    Ik druk mijn snor

    Nico Haak / Boudewijn de Groot / Peter Koelewijn / Job Maarse
    B-kant single 1974 / met Nico Haak
    Ik druk mijn snor en neem de Jumbo naar Marokko.
    Ik druk mijn snor en pak mijn biezen en vlucht.
    Want al die kou en sneeuw bevallen mij toch niet zo.
    Ik taai nu af en kom in de zomer terug.

    Ik druk mijn snor, want ik wil ook wel naar Marokko.
    Ik druk mijn snor, want hier zit ijzel in de lucht.
    En op mijn kop lijkt elke druppel wel een ijsco.
    Ik taai nu af en kom in de zomer terug.

    We rijden samen door de woestijn op twee kamelen.
    Maar trekken jullie nog maar een borstrokje aan.

    Ik druk mijn snor, 't is lekker warm in Marokko.
    Ik druk mijn snor en neem onmiddellijk de vlucht.
    Je snor bevriest hier van Marseille tot aan Oslo.
    Wij taaien af en zijn in de zomer terug.

    Eh, ik druk mijn snor.
    Ik druk mijn snor ook. In de Jumbo naar Marokko.
    In de Jumbo, naar Marokko. Wat zullen we meenemen?
    Welke kleur? Een gitaar en een ukelele.
    En een stapeltje platen. En een stapeltje platen, okee.


    We rijden samen door de woestijn op twee kamelen.
    Maar trekken jullie nog maar een borstrokje aan.

    Ik druk mijn snor, je bent toch zo vlug in Marokko.
    Ik druk mijn snor in een poepie en een zucht.
    De groeten dus hier van Boudewijn en Nico.
    Wij taaien af en zijn in de zomer terug.

    Omhoog

    De kinderballade

    Gerrit Komrij / Boudewijn de Groot
    B-kant single 1976
    Hij was twaalf, had rappe leden,
    jongen uit de Hof van Eden,
    als hij lachte, lachten luidkeels
    alle leeuweriken mee.
    Met zijn blikkering van tanden,
    met zijn marmerbleke handen,
    leek hij op een tere engel
    uit een sierlijk bal masqué.
    Hij kon klaterhelder zingen
    en zijn haar rook naar seringen,
    o, hij was een waterprins,
    die in zijn pak van goudlamée
    was ontstegen aan de zee.

    Zij was dertien, een gazelle,
    en haar naam was Annabelle.
    Annabelle noemden haar
    zowel de hinde als het ree.
    Met haar helderrode wangen,
    met haar glinsterende spangen,
    leek zij in haar gazen bruidsjurk
    't meest nog op een toverfee.
    Blauw waren haar vreemde ogen,
    blauw, maar zonder mededogen.
    O, ze was een kleine meermin
    die maar net, van lieverlee
    was ontstegen aan de zee.

    Samen, in het ochtendgloren,
    wandelden ze langs het koren.
    Mild en zonder ze te storen
    scheen het zonlicht naar benee.
    En onder de roze stralen
    kuste hij haar lippen dralend
    en hij zei haar wonderwoorden;
    zelfs het gras luisterde mee.
    Op het horen van die woorden
    week voor hen gedwee het koren
    en het lispelde: "Wees welkom",
    en bood doorgang aan de twee
    zoals eens de Rode Zee,

    Toen hij op geblaf van honden
    dagen later werd gevonden,
    lag de blanke prins geschonden
    in het koren, zonder fee.
    Met zijn dode, grote ogen
    keek hij roerloos naar omhoog en
    langzaam ritselde zijn bloed nog
    uit een gruwelijke snee.

    Niemand wist meer te vertellen
    hoezeer kleine Annabelle
    had gehouden van haar engel
    uit het sierlijk bal masqué,
    Maar nog altijd ruist de zee.

    Omhoog

    De morgen

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    De dag komt, liefste, de dag,
    de zon door de gordijnen,
    dromen die verdwijnen.
    Ik weet dat je niet blijven mag.

    Word wakker, liefste, 't is licht,
    je haren op het kussen,
    je mond en daartussen
    de schaduwen op je gezicht.

    Tot morgen, liefste, misschien.
    Nu zachtjes naar beneden,
    niet kraken met de treden.
    Mijn hospes mag jou niet zien.

    Want hij en alle anderen, liefste,
    proberen telkens weer
    om ons te veranderen,
    liefst in een dame en een heer.

    Die altijd netjes blijven, liefste,
    en nooit gevaarlijk doen,
    zich nooit door hartstocht laten drijven,
    liefste, behalve soms een zoen.

    Toch gaan we, liefste, onze gang.
    Als ik kan, dan trouw ik
    met je want dat wou ik,
    dat weet je toch al sinds zo lang.

    Ook zonder dat, liefste, ook dan
    kan ik van je houden.
    Zonder je te trouwen
    ben jij mijn vrouw en ik je man.

    De liefde, liefste, is sterk,
    sterker dan de mensen
    die alles netjes wensen
    met door de week de zaak en zondags kerk.

    Ik doe de ramen open, liefste,
    de straat is leeg en stil.
    Ik zie je buiten lopen, liefste,
    ons bed is leeg en kil.

    Nu je weg bent, zal ik dromen,
    liefste, van wat ik moest en zou.
    Tot je terug zal komen, liefste,
    droom ik alleen van jou.

    Omhoog

    Nachtwacht

    Boudewijn de Groot
    single 1970
    De stad spoelt in het donker dicht,
    de toren slaat het laatste uur
    en langs de grachten vonkt rood licht
    als imitatie hellevuur.
    De nachtwacht met z'n blinde kop,
    klimt langs de bruggen, stijf en grijs,
    zijn roep weerkaatst in steeg en slop,
    een trage langvergeten wijs.

    Twaalf, één, ik houd de wacht,
    de klok heeft geslagen,
    't zal spoedig weer dagen
    en koud is de nacht.

    Zijn zachte voetstap in 't plantsoen,
    die tweelingschimmen vluchten doet,
    trekt slepend door het donkergroen,
    hij glimlacht wijs en bitterzoet.
    Een grijze man ligt op de straat
    en zingt zijn lied van brandewijn,
    wanneer de nachtwacht langs hem gaat
    dan stemt hij in met het refrein.

    Twaalf, één, ik houd de wacht,
    de klok heeft geslagen,
    't zal spoedig weer dagen
    en koud is de nacht.

    Dan wordt de hemel porselein,
    het laatste rode licht, dat dooft
    bij 't fluiten van de eerste trein,
    de nachtwacht schudt zijn bruine hoofd,
    ontvlucht het zonlicht in een kroeg
    en steunend op z'n hellebaard
    verdrinkt hij daar de dag al vroeg,
    een dauw van tranen in zijn baard.

    Hij kan niet leven overdag,
    hij vliegt zich in de zon kapot,
    geen mens die hem ooit anders zag
    dan als een grote grijze mot.

    Twaalf, één, ik houd de wacht,
    de klok heeft geslagen,
    't zal spoedig weer dagen
    en koud is de nacht.

    Wijlen Tom Manders (Dorus) heeft in 1957 een liedje opgenomen dat De Nachtwacht heet.
    Dat was de B-kant van zijn succesnummer 'Twee motten'. (Bedankt Leen van van Zwol!)
    In 1968 is het lied terechtgekomen op een reclameplaatje Honig. Een tekstfragment:

    Ik ben de nachtwacht van het Rembrandtplein
    maar niet van Rembrandt van Rijn.
    Ik kijk in sloppen en stegen
    bij storm en regen
    of 't er inbrekers zijn.
    En doet er soms eentje een beetje verdacht,
    dan lever ik hem over aan de 5 maal 8.
    Ik ben de nachtwacht van het Rembrandtsplein
    maar niet van Rembrandt van Rijn.

    Omhoog

    Nooit meer terug

    Boudewijn de Groot
    B-kant single 1984 live Theater 't Spant Bussum
    Verleden jaar leek alles nieuw
    maar ieder woord woog even zwaar.
    In elke straat een nieuwe hoek
    maar dezelfde huizen naast elkaar.
    Bij nummer een vol goede moed,
    bij tachtig dacht ik: laat ook maar.
    Een buitenwijk komt nooit in zicht,
    wie weet misschien het volgend jaar.

    Een vliegtuig kan een uitkomst zijn
    als je je schepen hebt verbrand.
    Een reisbestemming had ik niet,
    ik weet niet waar we zijn geland.
    't Is leeg tot aan de horizon,
    'k word door emoties overmand.
    Ik weet het zeker nu: ik sterf
    niet in een kinderledikant.

    Nooit meer terug,
    ik ga nooit meer terug.
    Ik weet niet waar ik heen ga.
    Nooit meer terug,
    ik ga nooit meer terug.
    Maar ik weet waar ik vandaan kom.
    Nooit meer terug,
    ik ga nooit meer terug.

    Ik weet nog steeds niet waar ik ben
    en het maakt eigenlijk geen verschil.
    Het landschap trekt aan mij voorbij
    en ik sta tijdelijk even stil.
    Ik kijk op mijn kalender
    en ik zie dat ik mijn tijd verspil.
    't Is tijd om weer op weg te gaan,
    ik kan elke kant op die ik wil.

    Nooit meer terug...

    Nooit meer terug...

    Omhoog

    Onder ons

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    single 1967
    volgens insiders is dit een afgezwakte versie van het origineel
    Het is een stad, het is een dorp,
    het is een plaats of een gehucht.
    En je moet er niet te gek doen,
    anders ben je zo berucht.
    Waar je dag zegt tegen melkboer,
    kruidenier en oom agent,
    die je nooit een bon zal geven
    omdat hij je vader kent.

    Waar je rustig aan kunt zeuren
    tegen iedereen op straat,
    omdat iedereen wel iets heeft
    waar-ie over zeuren gaat.

    Eerst dan vind je het gezellig
    en je kent de hele stad.
    En dan doe je eindexamen
    en dan heb je het wel gehad.
    Iedereen zit ergens anders
    en jij zit verdomd alleen
    met alleen maar oude mensen
    en familie om je heen.

    En dan wil je ook gaan reizen
    naar Parijs of naar zoiets.
    En je vindt je hele leven
    en je vaderland maar niets.

    Dan ontdek je nieuwe landen
    en je gaat op avontuur.
    Je lijdt honger in een hooiberg
    en geniet de liefde puur.
    En je komt na een paar maanden
    als een zwerver weer naar huis
    met een baard en zonder centen,
    je hebt honger, dorst en luis.

    En je scheert je en dan trouw je
    en blijft zitten waar je bent,
    in je eigen kleine stadje
    waar je alle mensen kent.

    En dan zeggen ze tevreden:
    hij verliest zijn wilde haar.
    Hij wordt eindelijk volwassen
    en na nog een tweede jaar
    is hij net zo'n grote hufter
    als zijn vader is geweest,
    die een mening over alles
    in het ochtendkrantje leest.

    Met zijn eigen televisie
    en zijn eigen borreltent,
    in zijn eigen kleine stadje
    waar hij alle mensen kent.

    Niet dat hij een vlieg zal kwaad doen
    en hij is niet interessant
    en hij kijkt geen meter verder
    dan zijn borrel en zijn krant.
    Maar houd hem maar in de gaten
    want het is zo'n kleine man
    die als hem dat maar gevraagd wordt,
    vaak het beste schieten kan.

    Omhoog

    Referein voor...

    (soms gespeld als: Refrein voor...)
    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    Je bent zo lief, zo sensueel,
    zo onnavolgbaar spiritueel.
    Je praat en lacht en iedereen
    staat vol bewondering om je heen.
    De mannen kijken en ze doen
    de grootste moeite voor een zoen.
    Je bent geliefd, je bent echt in,
    maar niemand krijgt bij jou zijn zin.
    Want jij voelt niets voor zulke pret,
    je wilt alleen maar vroeg in bed.
    Je slaapt nog met een teddybeer
    in plaats van met een knappe heer.
    Met open ramen in de kou
    als een sportieve flinke vrouw.

    Je gaat nooit uit, nooit naar een tent
    omdat je steeds in training bent
    voor een of andere roeiwedstrijd.
    Je hebt voor feesten echt geen tijd.
    Alleen het fuifje van je club,
    een feest met enkel Seven Up,
    waar overal de trainer gluurt
    en je om tien uur huiswaarts stuurt.
    Dan haalt je pa je steevast weg
    en als ik je welterusten zeg,
    dan kijkt de vent me nijdig aan
    en zegt tot jou: kom mee, we gaan.
    Ach lieve Heer, dat heb je nou
    met zo'n vervloekt sportieve vrouw.

    Wat hoor ik nou: je bent verliefd?
    Ach zo... nou, alsjeblieft.
    Op wie? Ach zo, ja ja, ik zie 't.
    Wie is die vent? Ken ik hem niet?
    Oh dat is die, ja zeg wat fijn.
    Zoiets moest toch verboden zijn.
    Nou gaat ze met zo'n bleke feut,
    zo'n stuk verburgerlijkt pineut
    met van dat gele bloempothaar.
    Die twee die vormen nu een paar
    en trainen heftig allebei
    voor die verdomde roeierij.
    Ach lieve Heer, dat heb je nou
    met zo'n vervloekt sportieve vrouw.

    Prince Amor, hoog verheven,
    wat moet ik met die meid?
    Het vergalt mijn hele leven
    tot in der eeuwigheid.
    Ik heb geen seconde rust meer,
    daarmee is het gedaan.
    De kans dat ze me kust, Heer,
    is thans teniet gedaan.
    Ach lieve Heer, dat heb je nou
    met zo'n vervloekt sportieve vrouw.

    Omhoog

    Sexuele voorlichting

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    De sexuele voorlichting,
    dat is een zeer gewichtig ding.
    Wie dacht dat alles zo maar ging,
    is een conservatieveling.
    De ooievaar heeft afgedaan,
    waar komen de kindertjes nu vandaan?
    Wat moeten we met de toestand aan?
    Dat kan toch zo niet verder gaan?

    Er zit een dominee in de tv,
    die wijst op de gevaren.
    Die knikt van ja en schudt van nee
    maar kan ze niet verklaren.
    Want vroeger mocht hij verkonden:
    de hele zaak is een zonde.
    Vandaag de dag gaat dat niet meer,
    dat mag je niet meer zeggen.
    Maar hoe moet een dominee, lieve Heer,
    de zaak nu uit gaan leggen?

    De avond daarna dan komt de pastoor
    die eens met ons gaat praten.
    Hij vindt het kan er nog wel mee door,
    maar hou het in de gaten.
    Want ook voor hem is het moeilijk,
    want vroeger was het verfoeilijk.
    Maar nu moet er water in de wijn,
    nu moet hij voor gaan lichten.
    Maar voor een pastoor zal dat moeilijk zijn,
    zo'n zaak te gaan belichten.

    De humanist heeft de volgende beurt,
    die zegt zelfs vieze woorden,
    zodat heel Holland zachtjes kleurt,
    want zulks is erger dan moorden.
    Maar hij heeft toch iets eerlijkers,
    hij zegt: er is niets heerlijkers.
    We komen er doodgewoon rond voor uit,
    dat mag zo vreemd niet heten.
    En zelfs moet de allerjongste spruit
    elk detail reeds weten.

    De sexuele voorlichting
    dat is een zeer gewichtig ding...

    Omhoog

    Strand

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    EP Boudewijn de Groot 1964
    Waar kan je liggen in het zand
    totdat je hele lijf verbrandt?
    Waar kan je zuipen als een beest,
    waar vind je vrienden voor elk feest?
    Waar kan je zwemmen als een rat,
    waar word je zelfs van binnen nat?
    Dat is aan de rand van Nederland,
    dat is aan ons onvolprezen strand.

    Waar kan je vrijen met je vrouw
    wat nergens ander mogen zou?
    Terwijl je kalm je krantje leest
    je handen strelend om haar leest.
    Dan speel je poker met een vriend
    totdat hij van ellende grient.
    Dan springt de randstad uit de band,
    dat is aan ons onvolprezen strand.

    Je gaat er op de brommer heen
    en ligt dan plat tot kwart voor een.
    Dan ga je kijken naar een vrouw
    die je wel graag versieren zou.
    Dan krijg je ruzie met haar man,
    die heel toevallig boksen kan.
    En met je tanden in je hand
    sjok je weer verder over het strand.

    Dan ga je even naar een tent
    en als je aangeschoten bent,
    dan loop je met de vriendenschaar
    een eindje langs de boulevard.
    Dan komt er iemand op het idee
    om te gaan zwemmen in de zee
    en gans door kwallen overmand
    ren je weer terug over het strand.

    Maar 's middags om een uur of vier
    dan komt het toppunt van vertier.
    Dan komt een vriend die auto rijdt
    eens kijken voor de aardigheid.
    Dan ga je even met hem mee
    een eindje rijden langs de zee.
    Hij rijdt wel honderd met een hand
    en wuift met de ander naar 't strand.

    Dan scheur je zingend langs de straat
    en vind dat alles prachtig gaat.
    Je trekt je hals eenvoudig krom,
    je kijkt naar alle meisjes om.
    En vaders auto wordt vermoord,
    vakkundig in een boom geboord.
    Dan sta je morgen in de krant
    en word beroemd op heel het strand.

    En 's avonds op het stille strand
    dan is er weer iets aan de hand.
    Dan komt er een geweldig feest
    zoals er nooit een is geweest.
    Dan wordt het strandvuur weer opgestookt
    waarop men lekker worstjes kookt
    en met transistors in de hand
    trekt heel de troep weer naar 't strand.

    De een komt met flessen wijn
    die smaken verdacht veel naar azijn.
    De tweede komt met zijn vriendin,
    die pikt de derde dan weer in.
    De vierde brengt een zak patat
    met onderin een daverend gat.
    De inhoud ligt verspreid in 't zand
    van driekwart kilometer strand.

    Je danst en vrijt de hele tijd
    terwijl je in een broodje bijt
    en giet jenever in een kop
    want anders dronk je pa het op.
    Maar van die lading alcohol
    geraakt je spoedig overvol.
    Dan loopt de toestand uit de hand
    en blijf je liggen op het strand.

    Maar de politie arriveert
    voor je weer lopen hebt geleerd,
    zodat je kruipende ontvlucht
    achter een zuil jeneverlucht.
    Dat wordt dan een immense rel,
    die eindigt meestal in de cel.
    En is men daar eenmaal beland,
    dan is het weer rustig aan het strand.

    Maar 's morgens lig je weer in het zand
    totdat je hele lijf verbrandt.
    Dan ga je zuipen als een beest
    en zoek je vrienden voor een feest.
    Dan ga je zwemmen als een rat
    en word je zelfs van binnen nat.
    Aan de rand van Nederland,
    aan ons onvolprezen strand.
    Aan de rand van Nederland,
    aan ons onvolprezen strand.
    Aan de rand van Nederland,
    aan ons onvolprezen strand.

    Omhoog

    Tante Julia

    Aunt Emily
    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    single 1974 / met Nico Haak
    Ja tante Julia, ik lijk alweer veel ouder.
    Ik speel piano als u wilt,
    maar haal uw borsten van mijn schouder.

    Ik was een kleine jongen, zondagochtend was een hel
    en dominee vertelde me wat ik niet mocht en wat wel.
    En God zag altijd alles, groot en streng als een agent.
    Dus in het kerkezakje deed ik braaf mijn cent.
    En zondags gingen ze naar mijn tante en dan moest ik mee.
    Ik kreeg koek en natte zoenen en een kopje slappe thee.

    Ja tante Julia...

    Ik was een kleine jongen, als ik jarig was dan mocht
    ik de kaarsjes uit gaan blazen op de taart die moeder kocht.
    En mijn oma snikte even: ach alweer een jaar voorbij.
    Maar niemand die ooit hoorde wat ze zacht tegen me zei.
    En plotseling stond tante op en noemde me haar vent
    en zei: je moet wat spelen omdat je jarig bent.

    Ja tante Julia...

    En nu ben ik dan ouder en nu woon ik overal.
    En 's morgens weet ik vaak niet waar ik 's avonds slapen zal.
    Ik reis de hele wereld rond en het zonlicht achterna.
    Ik heb iedereen verlaten maar niet tante Julia.
    Het is zondag, ik heb zin om naar mijn tante toe te gaan.
    Als ze mij een zoen wil geven, moet ze op haar tenen staan.

    Ja tante Julia...

    Ja tante Julia...

    Omhoog

    Vroeger laat

    Huub van der Lubbe / Nico Arzbach / Antonie Broek
    CD-single bij boek Van de straat 1997
    Zijn de tijden anders
    of is het anders in mijn hoofd?
    Misschien nooit goed gekeken,
    misschien te licht geloofd.
    En is het altijd zo geweest,
    misschien is dit zoals het gaat.
    Het wordt steeds sneller donker,
    en het wordt steeds vroeger laat.

    Het zal weer wennen worden
    maar zelfs dat wennen went.
    Weer wordt alles anders
    als jij er niet meer bent.
    Jammer dat je nu al weg moet,
    net nu het lekker gaat.
    Het wordt steeds sneller donker,
    en het wordt steeds vroeger laat.

    Hoe graag je ook zou willen,
    je doet er niks meer aan.
    De dingen die gebeuren,
    gaan zoals ze gaan.
    Maar groots die paar momenten
    waar het allemaal om gaat.
    Het wordt steeds sneller donker,
    en het wordt steeds vroeger laat.

    Geloof niet in een hemel,
    geloof niet in een hel.
    Je wordt geboren en gaat dood,
    en dat was het wel.
    Er is alleen het leven,
    het leven dat je maakt.
    Het wordt steeds sneller donker,
    en het wordt steeds vroeger laat.

    Het wordt steeds sneller donker,
    en het wordt steeds vroeger laat.

    Steeds vroeger laat.
    Steeds sneller donker.

    Steeds vroeger laat.
    Het wordt steeds sneller donker.

    Omhoog

    Waterdrager

    Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
    single 1968
    De zee valt, de zee daalt
    en brandend rijst de zon omhoog.
    De bange waterdrager haalt meer water
    want de zee valt droog.

    De zee rijst, de zee stijgt
    en langzaam daalt de zon omlaag.
    De waterdrager zwoegt en hijgt,
    misschien dat hij 't redt vandaag.
    Want de zee moet gered van de zon.
    Want de zee moet gered van de zon.

    Waterdrager, draag het water naar de zee.
    Waterdrager, draag het water naar de zee.

    De zee kust, de zee blust
    en dooft de hete avondzon.
    De waterdrager slaapt en rust,
    tevreden dat hij het halen kon
    en de zee heeft gered van de zon.
    En de zee heeft gered van de zon.

    Waterdrager, draag het water naar de zee.
    Waterdrager, draag het water naar de zee.

    De zee vlamt, de zee brandt,
    de waterdrager schroeit zijn rug.
    De zon stijgt aan de achterkant,
    de waterdrager haast zich terug.
    Want de zee moet gered van de zon.
    Want de zee moet gered van de zon.

    Waterdrager, draag het water naar de zee.
    Waterdrager, draag het water naar de zee.

    Draag het water naar de zee.
    Draag het water naar de zee.

    Omhoog

    De wevers van Silezië

    (Die schlesischen Weber)
    Heinrich Heine / Jaap van der Merwe / Boudewijn de Groot
    verzamel-lp 1970
    Geen traan in de broeiende brandende ogen
    maar wel is hun mond bars en grimmig gebogen.
    Wij weven de lijkwaden der maatschappij,
    een driedubbele vloek ingeweven erbij.

    Wij weven.
    Wij weven.

    Een vloek naar die God met zijn potdove oren
    die nooit ons naieve gebed schijnt te horen.
    Vergeefs ons geduld, onze hoop op die god,
    hij heeft ons belazerd, versierd en bedot.

    Wij weven.
    Wij weven.

    Een vloek naar de koning, die vorst der gegoeden,
    hem is onze ellende een zorg in gemoede.
    Je laatste drie stuivers afpersen als het kon
    en dan maar als slachtvee voor het vuurpeloton.

    Wij weven.
    Wij weven.

    Een vloek naar het vaderland, als het zo mag heten,
    waar leugen en bedrog zich als schimmel invreten,
    waar iedere bloem wordt geknakt voor zijn tijd,
    't is rottende drek waar een worm in gedijt.

    Wij weven.
    Wij weven.

    Omhoog

    Wie kan me nog vertellen

    Boudewijn de Groot
    B-kant single 1968
    Wie kan me nog vertellen
    van de vroege morgenstond
    met goudsel in de mond
    waar de dichters over dichten?
    Hoe laat kwam toen
    de eerste zwaluw uit het zomergroen
    gekleed in boezeroen
    om de schoonmaak te verlichten?

    De melkman om vier uur op
    om koeien te gaan melken,
    om eien te gaan pelken
    bij de kippen op de stok.
    En in de straat de vullusman
    die niemand wilde groeten,
    gezicht vol honingsproeten,
    verdiende toen een meier
    bij Knul de Spulleman.

    Waar is die zoete kouwe tijd?
    Waar is die in de gauwigheid?
    Leve de ik-hou-van-jouwigheid.

    Er werd nogal gesproken
    over Kraai de Kanselein,
    zijn lichaam deed hem pijn
    want hij leed toen aan de teerling.
    Maar verder was het leven goed
    en ieder was ter vrede.
    Er werd veel fiets gereden
    en men leefde van de nering.

    Alleen op zondag was het stil,
    dan sliep men in de kerken.
    Dat was heel goed te merken
    want de klekte was niet hil.
    En 's avonds als het donker was,
    dan ging je op de deren,
    daar stoven dan de veren
    totdat de nacht gedonderd
    en de dag gebroken was.

    Waar is die zoete kouwe tijd?
    Waar is die in de gauwigheid?
    Leve de ik-hou-van-jouwigheid.

    Wie kan me nog vertellen
    van de eerste vliegmanchien?
    Heeft u hem ook gezien
    toen hij naar beneden stortte?
    Nu grinnikt u, maar u grinnikt niet
    als u te pletter vliegt.
    Een vliegtuig is een smiecht
    waar niet mee valt te sporten.

    En onze straat ging nooit tekeer,
    geen auto's en geen fietsers,
    geen bussen en geen bietsers
    want die had je toen niet meer.
    Zo was het leven op ons dorp
    vol sagen en legenden,
    vol vagen en bekenden,
    gereed om uit te rukken
    bij de eerste kalverworp.

    Waar is die zoete kouwe tijd?
    Waar is die in de gauwigheid?
    Leve de ik-hou-van-jouwigheid.

    Wie kan me nog vertellen
    van die dagen in 't verlegen.
    Het valt me nogal tegen
    om tot ziens te moeten tellen.

    Omhoog
    Menu